SHOP SHOP TILL YOU DROP

SHOP SHOP TILL YOU DROP

Het is vrijdagochtend 09.30.

Vriend en ik zijn een dagje aan het shoppen. Op zijn lijst staan:

1 paar schoenen

3 overhemden

1 winterjas

Voor hem. Niet voor mij. En hij gaat ervoor. Ik probeer er ook voor te gaan. Echter, ik haat shoppen. Niet ladylike, helaas is het gegeven voor mij moordend. Ik laat me in de winkels totaal ondersneeuwen door het grote aanbod. Mijn voorkeur gaat stiekem uit naar een winkel waar alles te koop is. Van prullen tot kleding, van potten en pannen tot schoeisel. All-in-one dus. Ondanks dat winkelen dus niet een van mijn favoriete bezigheid is, gaan we er een gezellige dag van maken. Terug naar Vriend. Er moeten schoenen gekocht worden. En een jas en graag overhemden. “Als het er is voor mij”, zegt hij theatraal. Ik glimlach. Mijn vriend is niet de gemakkelijkste, maar zijn hartje is van goud. Ik stap flink door en hoop dat we snel slagen voor de inkopen en dan echt iets gaan doen.

Om 10.30 hebben we de meeste schoenenwinkels gehad. Zonder succes! Gelukkig bestaan er stoelen in de winkels om de schoenen te passen. En om uit te rusten. 😉 We zijn beland in, hoop ik, de laatste winkel. Vriend draait om zijn as op zijn, mogelijk toekomstige voetbekleedsels. “Nee, toch maar niet. Knelt aan mijn pinkieteentje”, piept Vriend. De verkoopster staart naar zijn voeten. Pinkieteen? Waar zit die in godsnaam? Ik hoor haar denken. “Heeft u nog anderen?” probeert Vriend. En dan graag met een ronde neus zoals die.” Hij wijst naar zijn oude schoenen. De verkoopster kijkt naar de afgetrapte minstens 6 jaar oude schoenen. “Nee meneer, die verkopen we niet”, zucht ze vermoeid. “Dan maar een schoen met een ietwat vierkante neus”, mompelt Vriend en het meisje trekt een nieuw slachtoffer uit het rek. Terwijl hij al draaiend voor de spiegel staat, doe ik mijn ogen dicht. Ik voel ‘m al aankomen. Hier wordt niets gekocht. “Koffie!” roep ik optimistisch als we schoenenkooploos buiten lopen.

Appeltaart met slagroom doet wonderen. Het gezicht van Vriend klaart duidelijk op. Toch nog iets kopen. Zodra de taart naar binnen is gegleden heeft hij al opstapneigingen. Ik ben blij dat ik zit, en kijk hem lief aan, nog even blijven… Een kwartier later sjokken we weer door de winkelstraten. Op naar de overhemden. Ik ben sportief. Ik hou elk aanvaardbaar overhemd omhoog. “Nee…, niet…, misschien die…”, hoor ik hem mompelen. Arme Vriend, hij heeft het ook helemaal gehad. Als er geen overhemden meer over zijn om te showen laat ik de moed zakken. Ik geef het op. Dan komt de goede fee, verkleed als verkoopster. Ze trekt wat hemden tevoorschijn uit een onzichtbare kast en hoera, Vriend vindt ze fantastisch. Hij kan haar wel zoenen. Ik ook. Ik plof neer op een krukje bij de paskamers en wacht geduldig op hem.

Met een opgewekte verhoging in zijn stem roept hij achter het gordijn van de paskamer dat hij ze allemaal neemt. Wat een feest. Als we buiten lopen komen we nog ‘en passant’ langs een kleine schoenenwinkel. “Kijk die daar!” roept Pinkieteen uit. “Laatste winkel!” grom ik net iets te hard. Tien minuten later lopen we met een zak vol nieuwe schoenen en overhemden naar de trein. “Zullen we volgende week weer?” fluistert Vriend zachtjes in mijn oor. Mijn hersens schrikken.
Oh ja… nieuwe jas….

(Deze column is geschreven in een tijdperk, toen er geen COVID19 bestond)